Verhalen & poëzie - Menthone 98% Anjet Daanje
Fragment (blz. 64 t/m 65 van 1e publicatie)

Ik sta in de kantine in de lunchrij. Peter praat tegen mij over zijn vakantie in Egypte. Ik veins interesse. Als ik aan de beurt ben, dwalen mijn ogen over de aangeboden etenswaren.‘Een kaassoufflé, graag,’ zeg ik.
‘Dat zou ik niet doen als ik jou was,’ zegt zij. ‘Die zijn vies.’
Ik kijk verrast op. Volgens het naamkaartje op haar groene uniform heet ze Dille, net als het kruid waarvan ik een paar maanden geleden de smaak heb geprobeerd na te maken. Ze heeft piekerig, ongeverfd roodoranje haar, lichtblauwe, niet door oogschaduw omrande ogen, en een lang gezicht met honderden sproeten.
‘Vies?’ herhaal ik.
‘De kaas is smerig,’ zegt ze. ‘Volgens mij komt hij uit een van die flesjes van jullie.’
Haar bazin komt met het air van gezag naast haar staan. ‘Zo behandel je een klant niet, Dille. Als meneer om een kaassoufflé vraagt, dan krijgt hij een
kaassoufflé.’ Ze wendt zich tot mij. ‘Had u er één of twee gewild, meneer?’
Dille mompelt: ‘Ik probeer alleen maar te helpen, hoor.’
‘Ehm…’ Ik wissel een blik met Dille. Ze vertrekt haar gezicht in een laatdunkende grimas, en maakt een hoofdbeweging naar haar bazin.
‘Ik heb toch liever een half stokbrood gezond.’
Dille lacht triomfantelijk.
Haar bazin draait zich naar haar om. ‘Ga jij maar achter de kassa staan!’ zegt ze.
‘Hoeveel is het?’ vraag ik, als ik haar bij de kassa opnieuw ontmoet.
Haar blik golft tellend over de lading van mijn dienblad. ‘Zeven euro twintig,’ zegt ze. ‘Het is nu wel duurder geworden.’
‘Duurder dan wat?’
Ze wijst naar het half stokbrood gezond. ‘Dat is duurder dan de kaassoufflé.’
‘Dus wat je bazin ook vindt, je bent een goede verkoopster,’ probeer ik een onecht compliment.
III-27 III-28