Verhalen & poëzie - Wachten op Amerika Anjet Daanje
wilde worden, behalve dan door haar.
Er stonden twee meisjes en een jongen van een jaar of tien voor de deur. ‘Hoi,’ zei de jongen, ‘heb je misschien wat...’
Een van de meisjes, met een blonde paardenstaart, duwde de jongen geërgerd opzij en groette de oude man in de deuropening beleefd. ‘Goedemiddag meneer, heeft u misschien een karweitje voor ons?’
‘Voor geld,’ vulde het tweede meisje aan, om misverstanden te voorkomen.
Hij vertelde ze, voornamelijk omdat Tessel daar plezier aan zou beleven, dat hij wel wat voor hen te doen had. ‘In de tuin,’ zei hij vaag.
‘Wat dan?’ wilde de jongen weten.
Maar hij antwoordde dat hij dat straks zou uitleggen. ‘Kom even binnen.’ Hij slofte de gang weer in en merkte hun aarzeling achter zijn rug niet op.
‘Ik vind het een enge vent,’ fluisterde het geldmeisje.
Maar hoe wilde ze dan ooit wat verdienen, zei de jongen minachtend. Vrouwen! Hij gaf haar een
zetje, en alsof ze wielrenners waren die beurtelings op kop reden om de tegenwind voor de anderen op te vangen, wrongen ze zich, telkens met tegenzin van plaats wisselend, de lange gang door.
© Anjet Daanje, 1999 
III-13 III-14