Romans - Veelvuldig en alleen Anjet Daanje
naar een zwarte hond op een boerenerf. Hij streelt met zijn rechterhand de orchideeën die zich over het muurtje langs het pad buigen. Hij overweegt er een paar voor Floor te plukken, maar bedenkt dan dat ze vorig jaar een veldboeket van hem heeft geweigerd omdat planten in de natuur veel mooier zijn dan in een vaas.
Zijn hersenen houden zich bezig met de nutteloos kronkelende gedachtegangen van een gelukkig mens. Om zichzelf te illustreren hoe naïef hij toen was, heeft hij gereconstrueerd wat hem tijdens zijn tien minuten durende wandeling naar de kust bezighield.
Hij schramt zijn scheenbeen aan de takken van een uitgebloeide gaspeldoorn. Hij bukt zich, ziet een langzaam uit de striemen opwellende druppel bloed, maar wordt dan afgeleid door de veter van zijn schoen die is losgegaan. Hij hurkt om hem opnieuw vast te maken. Omdat hij daarbij zijn knie tegen zijn arm voelt, denkt hij aan Floors benen. Hoe haar in een spijkerbroek verhulde dij tijdens de reis naar Bretagne warm en vanzelfsprekend, als een huisdier
dat graag bij hem op schoot zit, tegen zijn been rust. Justin slaapt op de tweede achterbank, zijn hoofd leunend tegen de truien en jassen die Machteld in een dekbedovertrek heeft verpakt. Wessel zit naast hem en kijkt verveeld naar buiten. Rechts van Daan luistert Marten met gesloten ogen naar Händel op zijn walkman. Links van Daan slaapt Floor. Haar wang platgedrukt tegen het raampje, haar mond onelegant halfopen, haar hand op de hoogte van haar knieën losjes tussen haar benen, alsof ze anders aan elkaar zullen plakken. Zijn gedachten slaan een zijweg in.
‘Zullen we straks gaan zwemmen?’ stelt Daan voor, terwijl hij een stuk stokbrood met ham en tomaat belegt. Het smaakt op een onnavolgbare manier naar vakantie. Zoals ook het naar chloor ruikende kraanwater hem het gevoel van zomer in Plouquinteux geeft.
‘We hebben gisteren ook al gezwommen,’ zegt Floor, ‘kunnen we niets anders verzinnen?’
Daan oppert een wandeling naar Pointe de la
II-55 II-56