|
heengaan zonder angst of lichamelijke vernederingen, maar ieder de mond vol heeft van hoe kalm de gestorvene zich bij Gods wil heeft neergelegd, hoe vredig, hoe troostend het was, zo weet iedereen in het dorp dat vele vrouwen na weken, soms zelfs jaren, een familielid te hebben verpleegd die allerlaatste plicht niet meer kunnen opbrengen, uit verdriet, of ze durven niet, willen niet, weten niet wat te doen. Susan leert hen de eerbiedige rituelen, de praktische handelingen, en dan nog, als ze na die eerste keer de gebruiken kennen, laten ze de uitvoering ervan toch liever aan haar over. Ze komt in het geniep, gaat in het geniep, bij de achterdeur drukken de welgestelden haar een paar shillings in de hand, de armen een paar penny’s, niemand hoeft ervan te weten, soms zelfs de familie, hun eigen man niet. Haar moeder heeft het haar geleerd, bij de dood van haar lieve, kleine Susey, vier jaar was ze nog maar toen ze aan roodvonk bezweek. Het afschuwelijkste van het ritueel vond Susan de natte watten die ze op haar dochtertjes oogleden moest leggen, want uren |
|
|
nadat Susey haar ogen voor de laatste maal had gesloten, meende Susan nog dat ze ze weer zou willen openen om haar mama met haar hulpeloze, zachtbruine blik te zoeken. En ook de doek waarmee Susan haar kaken op elkaar moest klemmen, om de lijkstijfheid voor te zijn, was vreselijk, alsof ze haar voorgoed de mond snoerde. Maar Susans moeder legde haar uit dat ze Susey uit liefde en eerbied zo goed mogelijk op het eeuwige leven voorbereidden. De gebeden die ze uitspraken, het wassen, het schone nachthemd, het borstelen van haar gekortwiekte haar, de gevouwen handen, alles moest volmaakt zijn voor wie haar nog één keer wilde zien, en ook voor Susey zelf, vooral voor Susey zelf, die haar Schepper dadelijk waardig tegemoet zou treden om als een klein engeltje tot de hemel te worden toegelaten. Het is als een trouwerij, zo zei Susans moeder, daarvoor was je ook je oren en tussen je benen, trek je je beste kleren aan, spreek je plechtige woorden uit, en dan begin je aan een nieuw leven. Dat was Susan nooit |
|
|