Romans - De herinnerde soldaat Anjet Daanje
Fragment (blz. 5-8)
Misschien is dit de laatste keer dat hij als de man die Noen Merckem wordt genoemd door deze vertrouwde gang loopt, de deur daar aan zijn linkerhand met die vriendelijke ruitjes kan het einde van zijn bestaan betekenen, alsof hij met knikkende knieën naar het schavot wordt gevoerd, zo voelt hij zich ineens, de hoop die hem vergezelde, de overtuiging dat alles nieuw en onvoorstelbaar veel beter en eindelijk normaal zou worden, dat hij die alledaagse deur binnen zou gaan en een ander zou zijn als hij weer naar buiten kwam, een man met een gezin en een huis en een leven buiten deze muren, het vloeit ineens allemaal uit hem. En hij blijft staan op de zonbevlekte tegels en broeder Reginald keert zich naar hem toe en ziet de radeloosheid op zijn gezicht en hij zegt zacht dat God hem nooit zwaarder zal beproeven dan hij dragen kan, en hij knikt er bemoedigend bij, en Noen zwijgt, want erg veel geruststellende voorbeelden van Gods opvattingen over draaglijkheid heeft hij in de vier jaar dat hij hier nu
is niet gezien.
En zijn hart bonst in zijn keel terwijl hij op de stoel in de spreekkamer van dokter De Moor zit en hij staart naar de gekleurde tegels op de vloer, het zich herhalende patroon, de voorspelbaarheid ervan, en hij probeert de deur uit zijn hoofd te bannen die vanaf een paar meter afstand naar hem gluurt en roerloos wacht en straks open zal gaan en haar binnen zal laten. De tuinen, hij is in de tuinen, op zijn knieën wiedt hij onkruid en het regent zacht, de kroppen sla, de andijvie, de kool, de bonen, alles is met dikke waterdruppels bedekt en hij ziet ze langzaam naar beneden rollen, hun dood in de zwarte aarde tegemoet. En juist als de stilte in de tuin haar naderende komst onmogelijk heeft gemaakt, ondenkbaar zoals een verzinsel dat dagenlang zijn gedachten heeft beheerst en plots bij het ontwaken zijn macht over hem blijkt te hebben verloren, juist dan hoort hij haar stem op de gang. Ze praat met dokter De Moor en ze naderen de deur, een schrille, onaangename stem heeft ze, ze lijkt
II-187 II-188