Recensies - Het lied van ooievaar en dromedaris Anjet Daanje
tijd niet alleen in de grootsheid van het heelal. Anjet Daanje schept die eenheid vooral door een magische wereld te beschrijven waarin in bijna ieder leven bramen groeien, de vijfde traptrede kraakt, zilveren belletjes rinkelen, hinderlijke vliegen op ons gezicht gaan zitten, telefoons onverklaarbaar kunnen gaan rinkelen, personages een dubbelleven kunnen leiden, zussen hun eigen taal bedenken, en waar woorden als ‘tweepersoonshangsnor’ en ‘zaterdagavondmannen’ in voorkomen. Een wereld waarin zussen (er zijn heel veel zussen in dit boek) die met elkaars mannen hadden moeten trouwen bij elkaar slapen en voor elkaar zorgen tot de dood hen scheidt. Een wereld ook waarin het vele vrouwen lukt om aan hun leven te ontsnappen, al is dat soms pas bij hun dood, wanneer ze zich in een zelfgekozen graf laten begraven.
En als ik Het lied van ooievaar en dromedaris na het lezen meteen nog een keer begin te lezen, worden die vliegen, traptreden en rinkelende belletjes onderdeel van mijn eigen leven, en
realiseer ik me dat er in de roman een roman voorkomt met een hoofdpersoon Odessa, als in mijn eigen roman De kop van Oskar Wronski. Terwijl ik het boek lees, bevind ik me tegelijkertijd in de film La Double Vie de Véronique van Krzysztof Kieślowski met al die spiegels en dubbelgangersmotieven en doden die ons helpen te leven, maar ook in de romans van Wiesław Myśliwski waarin onzichtbare kennis van generatie op generatie wordt overgedragen. Het is immers zoals Hannah, het kindermeisje van Eliza May, ergens zegt: ‘De hemel is geen ver, vreemd paradijs zoals in de Bijbel staat geschreven, de doden blijven gewoon hier, ze zijn overal om ons heen, je ziet ze alleen niet.’
Anjet Daanje liet zich voor haar roman inspireren door het leven en werk van de negentiende-eeuwse schrijfster Emily Brontë, en de gedichten in het boek zijn gedichten van Brontë door Anjet Daanje vertaald. Op haar website vertelt ze over haar
V-509 V-510