Recensies - Het lied van ooievaar en dromedaris Anjet Daanje
maar ook een combinatie van elf verhalen, twee eeuwen omspannend. Over elf hoofdpersonen, die we allemaal zo’n beetje van de wieg tot het graf volgen. In allerlei genres: er zijn gothic spookverhalen, er is Dickensiaans arbeidersrealisme, er zijn mysteries, een verhaal in de marge van de Eerste Wereldoorlog, een verhaal over de nasleep van de Tweede Wereldoorlog, er zijn familieverhalen, liefdesgeschiedenissen. En boven alles uit torent een verhaal over een jonggestorven schrijfster, wier leven en werk doorzingt in alle episodes.
Eliza May Drayden heet ze, ze leefde op de hei van Yorkshire, in een tijd die haar gekooid hield, met z’n burgerlijke gebruiken en dwingende zeden (in het bijzonder voor vrouwen), waaraan ze niettemin wist te ontsnappen. In haar verbeelding, door een roman te schrijven. Een buitenissige roman, zo gedurfd, anders, en zo vol mensenkennis en tegendraadse wijsheid dat hij lezers evenzeer verontrustte als fascineerde. En dat van zo’n jonge vrouw, die zo eigengereid en zelfverzekerd was, zo
talentvol.
Waar hebben we dat eerder gehoord? Schrijfster Anjet Daanje (1965) maakt er geen geheim van dat Emily Brontë en haar enige roman, de literaire klassieker Wuthering Heights, haar tot inspiratie dienden. Dat de geest van Brontë vaardig is geworden over Daanje, blijkt wel uit Dijende gronden, een ‘bijboekje’ bij deze roman – waarvoor Daanje gedichten van Brontë vertaalde én er zelf gedichten aan toevoegde, die toch echt ontsproten lijken aan dezelfde geest.
Emily Brontë is als een spook in deze roman, onzichtbaar en toch alomtegenwoordig, zoals Eliza May Drayden ook voornamelijk via anderen tot ons komt: ze waart rond in de echo’s van haar biografie, haar thematiek, de sfeer, maar ook in de structuur. Tegelijk heeft Daanje iets gemaakt dat los kan bestaan van Brontë, en dat ook volkomen buitenissig, gedurfd en anders is. Want Het lied van ooievaar en dromedaris bevat, tussen de elf verhalen door gevlochten, óók een opengewerkte
V-497 V-498